De draaimolen is één van de oudste kermisattracties., al blijft de oorsprong ervan vaag. Zowel in het Oosten als in het Westen zijn er voorlopers te vinden.
Zo is er in een Byzantijns reliëf van rond het jaar 500 een mast te zien waaraan mensen in manden ronddraaien. Ook het oud-Arabische paardenspel kurradsch heeft veel weg van een levende carrousel. Sommige middeleeuwse ruiteroefeningen kunnen zelfs gezien worden als een variant op de draaimolen. Het woord carrousel dook op toen de attractie in de 15e eeuw aan het hof van de Franse koning Karel VII werd voorgesteld. In 1662 wierp Lodewijk XIV Le Grand Carrousel en plaatste deze in hartje Parijs, tot groot plezier van duizenden belangstellenden.
Lange tijd bleven draaimolens op een vaste plek staan. Pas in de 19e eeuw duiken de eerste afbreekbare versies op de kermis op. Frederick Savage liet een draaimolen door stoom aandrijven en zo werd de carrousel de eerste gemechaniseerde attractie. Kortrijk maakte in 1898 voor de eerste keer kennis met de carrousel-à-vapeur. In de loop van de 20e eeuw ontstonden veel afgeleiden van de carrousel, zoals de rupsbaan (1925), de octopus (1943), de Calypso (1958), de Poliep (1967) en de Enterprise (1983).