Volgens een legende slokte de Duivelsput een rijke boer op met paard, vrouw en koets. Is dat verhaal waar? En waarom duurde het tot de jaren 50 voor de put werd gedempt? Een Koksijds mysterie.
De Duivelsput is een waterplas met een diameter van 40 meter. De put ligt er al 1.000 jaar. Wist jij dat er in Koksijde een duivelsput ligt? Vroeger wisten onze inwoners dat wel en de plek werd zelfs gevreesd. Is de Duivelsput een zinkgat of een bodemloze put? Omdat de inwoners van Oostduinkerke het niet konden verklaren, noemden ze deze plek put van de duivel.
"Ten gevolge van een zwaar onweer brak één van de wielen. Hun knecht, die de koets bestuurde, slaagde erin het wiel terug vast te maken, waarna hij zich tot God richtte en zijn dank uitsprak. De edelman reageerde ontzet en antwoordde bits dat God hiermee niks te maken had. Hij gaf de knecht het order terug te vertrekken. Daarop barstte een nog harder onweer los: het leek alsof de woede van God was ontketend. De koets verdween met het paard, de edelman en zijn vrouw in een donker, schijnbaar bodemloze poel. De knecht keek toe en maakte een kruisteken." Zo gaat het volksverhaal.
Andere versies laten een edelman of een gravin op hoogmoedige wijze sterven. Wat altijd terugkeert, is dat het een onheilspellende plek is waar je beter weg blijft. En wellicht was dat ook de bedoeling van de duistere verhalen: de mensen afschrikken zodat ze niet zouden verdrinken.
De oudste vermelding én weergave van de put bij hof ter Hille vind je in een kaartboek van de Duinenabdij uit 1645. De oude sage van de grondeloze put of Coninginnegat wordt voor het eerst beschreven in de 16e eeuw (in de bekende kroniek van Jacob de Meyer uit 1561), de link met hof ter Hille en godslastering duikt voor het eerst op in de 19e eeuw. Van een koets was geen spoor, zo blijkt uit archeologisch onderzoek.
Een volksverhaal is verzonnen, maar bevat een kern van waarheid. Tot enkele decennia geleden was de Duivelsput of Grondeloze put alombekend en niet alleen in Oostduinkerke. De oude sage werd voor het eerst beschreven in de Kroniek van Vlaanderen van Jacob de Meyer (1491-1552) uit het midden van de 16e eeuw. Voor zover bekend zijn duivelsputten en grondeloze putten bekend over een groot gebied in de voormalige Nederlanden en reiken ze misschien wel verder dan dat. De beschrijving van de Meyer werd overgenomen in de historische kroniek over de Duinenabdij van prior Carolus de Visch (1596-1666) dat in 1660 gepubliceerd werd. Pas in de 19e eeuw werd het verhaal aangedikt en bestaan er ook meerdere versies van. Vooral de godslastering in het verhaal is een element dat kenmerkend is in de jongere vertellingen.
De boer van hof Ter Hille was de put zo beu dat hij alles op alles zette om die te dempen.
Voor het ontstaan van de put moeten we duizend jaar terug in de tijd. “Het landschap zag er toen helemaal anders uit”, zegt gemeentearcheoloog Alexander Lehouck. “Vandaag ligt de Duivelsput zo’n twee kilometer landinwaarts, maar tien eeuwen geleden kwam de zee via geulen en kreken tot daar. Door de aanleg van een dijk (de Oude Zeedijk, nu Hof ter Hillestraat) werd bewoning in de 10e eeuw mogelijk. Boerderijen en gewassen op het land werden zo beschermd tegen overstromingen. Niet veel later teisterde een zware stormvloed het gebied. Het water sloeg een bres in de dijk en nam ook een grote hap uit het land erachter. Sporen in het landschap, zoals de Duivelsput, zijn daar nu nog getuige van.”
Om hun boerderij te beschermen, probeerden de bewoners de dijk te dichten. Ze slaagden daarin, maar het gat in de grond bleef. En dat zou nog lang zo blijven. Lange tijd deed de plaats dienst als een waardevolle bron van zoet water voor mensen en dieren uit de omgeving. Daarna werd het onderhoud verwaarloosd waardoor veengroei ontstond. Met een doorsnede van 40 meter zag de moerassige put, begroeid met riet, er bij ochtendnevel mysterieus en onheilspellend uit. Dat was de aanleiding voor volksverhalen, want alles dat erin werd gegooid, verdween. De put leek bodemloos.
Daar kwam een einde aan in de jaren 1950. De boer van hof Ter Hille was de put zo beu dat hij alles op alles zette om die te dempen. Hij liet tonnen aarde aanvoeren en slaagde met veel moeite in zijn opzet. De grond kon eindelijk dienen voor landbouw.
Bronnen:
Verschillende kronieken en verhalen geven aan hoe duister en onheilspellend deze plek was. In deze bodemloze put verdween alles wat je erin gooide. Ook de koets van de eigenaars van hof ter Hille (of was het een gravin?) en zelfs een pastoor. Archeologisch onderzoek leverde daarvan geen bewijs.
Er werd wel heel wat puin en ander afval teruggevonden uit de late 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw. Dat wijst erop dat men probeerde om de put te dichten. En mét succes. Tijdens de aanleg van het golfterrein werd de put terug de moerassige put van vroeger…