Bijna 43 jaar lang zaaide Ides Leys zijn creatieve ideeën uit over de groendienst, maar op 1 juni gaat hij op pensioen. Ides had een rijkgevulde carrière en in die vier decennia verzamelde hij natuurlijk een schat aan groene kennis.

Tij-dingen zocht Ides op om nog wat groene suggesties te oogsten.

Tij-dingen: Heb je tips voor mensen die in april in hun tuin beginnen werken? Waarop moeten ze letten?
Ides:
“In april groeit het gras sneller. Dan mag je het gras verticuteren (de bovenste laag van een grasmat losser en luchtiger maken, red.) en het gazon bemesten. Het echte werk begint in mei. Viooltjes planten, voorjaarsbloemen uitzetten of de zaadjes uitstrooien die je afhaalt met de bon in deze Tij-dingen.”

T-d: Merk jij al iets van de klimaatverandering? Zijn er bepaalde soorten die het de laatste jaren minder goed doen?
Ides:
“Vooral de bomen zien de laatste jaren af. Niet alleen de jonge bomen, maar ook oudere exemplaren. Die lijden echt aan warmtestress en dat veroorzaakt vroege bladval. Vooral bomen met veel bladeren hebben het moeilijk, want die bomen verliezen vocht langs hun bladeren. Tijdens echt droge periodes geldt er ook een sproeiverbod en dat is niet goed voor de bloemperken en bloembakken. Gelukkig mogen wij water capteren uit de vijvers van Koksijde Golf ter Hille.”

T-d: Welke soorten moeten we absoluut in onze tuin of in huis halen? En wat zeker niet?
Ides:
“Planten die bijen aantrekken. Het is een zeer actueel item en levensbelangrijk. Niet alleen voor de bijen, maar ook voor ons. We moeten toch vermijden dat we – net als in China – mensen moeten inzetten om bloemen te bevruchten met een verstuiver. Wat zeker niet? Zeker geen exotische soorten. Kies streekeigen planten. Ik stel me altijd in de plaats van zo’n olijfboom die zich tijdens een koudegolf waarschijnlijk afvraagt waar hij is terechtgekomen (lacht).”

Ides bij de kalanchoë beharensis. Je vindt deze plant niet in de handel en hij kon er ooit een aantal aankopen uit Madagaskar, voor de bloemenstoet. Sindsdien kweekt de groendienst deze plant verder in de serres.

In 1978 werkte ik als redder en ze plukten me in augustus van het strand

T-d: Je bent al lang diensthoofd Groen. Hoe lang werk je ondertussen voor Koksijde?
Ides Leys:
“Sinds de zomer van 1978. Ik werkte toen als redder en ze plukten mij in augustus van het strand om aan de groendienst te beginnen. Onze dienst was in die tijd totaal niet te vergelijken met nu. Er stonden serres, maar bureaus had je niet. Mijn eerste werkplek was de Technische Dienst in het gemeentehuis van Oostduinkerke.”

T-d: In al die jaren is er ongetwijfeld veel veranderd. Wat was voor jou de grootste aanpassing?
Ides:
“Zonder twijfel de bouw van de gemeentelijke serres in 1987. In plaats van de oude serres in tropisch hardhout kwam er een computergestuurd serrecomplex. En op organisatorisch vlak de opdeling van het grondgebied in zones. Zo zijn verschillende teams verantwoordelijk voor een bepaalde groenzone.”  

T-d: Je woont – letterlijk en figuurlijk – op je werk. Is het dan niet moeilijk om werk en privé uit elkaar te houden?
Ides:
“Het is me eigenlijk nooit gelukt om dat te scheiden (lacht). Maar het heeft me nooit gestoord. De oorzaak ligt eigenlijk bij mijn vader. Als kind nam hij mij ’s avonds en in het weekend mee naar de serres om te helpen: met het openzetten van de verluchtingsramen, het begieten van de zaailingen (zodra het eerste ware blad tevoorschijn komt wordt de kiemplant een zaailing genoemd, red.) of de bescherming van de kweekplanten tegen nachtvorst. Mijn vader ademde de groendienst in en uit en heeft mij besmet met dezelfde microbe. Als kind speelde ik tussen de bloemenweiden en de werkmannen kenden mij. Dat heeft voor een groot deel mijn latere loopbaan en mijn enorme betrokkenheid bij de dienst bepaald.”

Als kind speelde ik tussen de bloemenweiden

T-d: Jouw vader was ook al diensthoofd Groen. Zorgde dat voor extra druk? 
Ides:
“Ik wilde vooral mijn vader overtreffen. Maar voor echte druk heeft dat nooit gezorgd. Hij zag dat het goed was en was bijzonder trots dat ik zijn levenswerk voortzette. Mijn vader had zijn eigen stijl en ik heb de mijne. Hij was extravert en kwam bij momenten heel vurig over. Een journalist heeft hem ooit in een krantenartikel de groene Vesuvius van Koksijde genoemd. Ik ben terughoudender. Wat we wel allebei deelden, was de passie voor de job. De groendienst was voor ons beiden in alle facetten heel belangrijk.

T-d: Pieter, jouw zoon, werkt bij Lokaal Bestuur Koksijde: zo wordt jouw werk toch voortgezet?
Ides:
“Pieter is bij wijze van spreken ook op de groendienst opgegroeid. Net zoals ik in mijn jeugdjaren. Blijkbaar stamt onze familie af van een generatie Bruggelingen die eeuwen geleden een belangrijke rol vervulden in de bloemisterij. Vanaf nu zet Pieter een deel van mijn werk op het terrein voort.”

T-d: Heb je een favoriete plant of bloemensoort? Eentje die er voor jou bovenuit steekt?
Ides:
“Het zijn vooral de combinaties van bloemen en planten die mij aanspreken. Combinaties die net dit tikkeltje meer hebben en mensen doen stoppen om er bijvoorbeeld een foto van te nemen. Bij de kamerplanten heb ik wel een uitgesproken favoriet: de kalanchoë beharensis (zie foto, red). Je vindt deze plant niet in de handel en ik kon er ooit een aantal aankopen uit Madagaskar voor de bloemenstoet. Sindsdien kweken wij deze plant verder in de serres. Het is een plant met grijze, wollige en fluweelzachte bladeren die eruitzien als de oren van een olifant. Een heel aparte plant die past in elk interieur.”

De vorige editie van Koket Koksijde staat voor altijd op mijn netvlies gebrand

T-d: Wat was voor jou het hoogtepunt in jouw loopbaan?   
Ides:
Goh, moeilijke vraag. Ik heb er zoveel (glimlacht). Mijn ontmoeting en kennismaking met Paul Delvaux voor wie ik mijn eerste praalwagen voor de bloemenstoet versierde. Het ontwerp van het Bad Schallerbachplein was het grootste project dat ik tijdens mijn loopbaan heb mogen realiseren springt er ook uit. De rotsen voor de fontein mocht ik zelf uitkiezen in het Oostenrijkse Ötztal-gebergte. Het ontwerp en het ter plaatse (op het ministerie, red.) voorleggen van een parkje in Suriname was eveneens een hoogtepunt. En last but not least: de vorige editie van Koket Koksijde, kristallen en diamanten. Ook dat staat voor altijd op mijn netvlies gebrand.”

T-d: Heb je leuke anekdotes uit je rijkgevulde loopbaan die je met ons wil delen?
Ides:
“Paul Delvaux kwam kijken naar de praalwagen die ter ere van hem was gemaakt voor de bloemenstoet. Op de achterkant stond een oude locomotief – nog altijd te zien in de Kerkepannezaal. Delvaux riep me bij hem en vertelde me Jouw trein kan niet rijden, de aandrijfstangen op de wielen zijn verkeerd verbonden. Daar sta je dan. Tijdens de bloemenstoet zat hij naast toenmalig burgemeester Henri Dewulf op de tribune. Toen hij de figuranten – twee mannen met een bolhoed en enkele vrouwen in kostuum – op de wagen zag, zei Paul Delvaux tegen Henri Dewulf: Monsieur le maire, ce ne sont pas mes femmes. Op zijn schilderijen hebben de vrouwen net iets minder kleren aan. (lacht)