Veel mensen dragen hun haar in een vlecht. Vlechten waren vroeger niet alleen een haarstijl, maar hadden veel verschillende doeleinden.
Ze konden duiden op status, elegantie en veiligheid. Waar en wanneer zijn mensen begonnen met hun haar te vlechten?
De eerste bewijzen voor het gebruik van vlechten dateren uit de Steentijd. De Venus van Willendorf is hier een goed voorbeeld van. Het beeldje is in 1908 gevonden door archeoloog Josef Szombathy in Willendorf, Oostenrijk. Op het beeldje zie je dat het haar in die tijd werd ingevlochten en vervolgens in een cirkelvorm om het hoofd werd vastgemaakt. Vrouwen begonnen steeds meer oog te hebben voor schoonheid en de stijl evolueerde door de jaren heen. Later, omstreeks 3.500 v.Chr., verschenen de ingevlochten haren in Namibië (Afrika). Vrouwen vlochten daar hun haar om zich te onderscheiden van onderlinge stammen en hun status aan te duiden.
De vlechten werden voor veel verschillende doeleinden gebruikt, maar vaak waren de vlechten meer dan zomaar versiering. In sommige gevallen waren gevlochten haren een symbool van iemands status, in andere gevallen had het meer te maken met religie of onderscheiding. Hoe en waarom de haren werden gevlochten verschilde ook per land.
Zo waren vlechten in Egypte een symbool van sociale status. Vrouwen die een hogere sociale rang hadden, vlochten extra haar (gemaakt van menselijk haar en geverfde wol) in hun vlechten, want dik haar was een teken van gezondheid. Hairextentions avant la lêttre dus. Niet alleen vrouwen maakten gebruik van de extensions, ook mannen voegden ze toe aan hun baarden en maakten daar een goddelijk symbool mee.
In Griekenland dienden de vlechten om slaven te onderscheiden van de rest van de bevolking. Vrouwen uit de hogere rang hadden lang en gevlochten haar dat sierlijk over hun schouder hing. Vrouwelijke slaven moesten hun haar kort knippen en mochten het niet vlechten. Ook was blond haar erg gewild onder de Griekse vrouwen, ze wilden dan ook op alle mogelijke manieren hun haar lichter krijgen. Dit deden zij door lichte of gouden linten in hun haar te vlechten.
In het oude Rome ontstonden er nieuwe haarstijlen. De kapsels van de vrouwen verschilden van een normale vlecht tot aan vlechten op de bovenkant van hun kapsel. Juist die verscheidenheid en weelderigheid benadrukte bij vrouwen met een hoge sociale status hun rijkdom.
Ook de Kelten vlochten hun haar. Zowel mannen als vrouwen maakten gebruik van het traditionele kapsel. Het enige verschil tussen de twee was dat vrouwen vaak accessoires van metaal aan hun vlechten toevoegden. Ook hiermee gaven ze hun status aan.
Hoewel de vrouwen tijdens de middeleeuwen hun haar vaak bedekten uit religieuze overtuigingen, hadden ook zij altijd perfect gekamde vlechten onder hun hoofdbedekking.
Naast statussymbool werden vlechten ook als overlevingsmethode gebruikt in de slavernij. Veel slaven vlochten hun haar in strakke patronen dicht op de hoofdhuid. Deze vlechttechniek was uit Afrika afkomstig, maar was meer dan een herinnering aan de afkomst van de mensen. Volgens de overlevering waren de vlechten ook een middel om te overleven. Volgens historica Ziomara Asprilla Garcia werden de vlechten, in het Engels vaak aangeduid als cornrows ook gebruikt om rijstzaden in te verstoppen. In de soms weelderige patronen van de vlechten zouden plattegronden van plantages en vluchtwegen zijn verwerkt. Daarmee konden de slaven vluchten én hadden zij na een geslaagde vlucht een middel om van te leven.
Bron: www.isgeschiendenis.nl