Vroeger, en lokaal nu ook nog, geloofde men dat de ooievaar een geluksbrenger is. Het huis waarop deze vogel zijn nest bouwt, is gezegend.
Een ooievaarsnest kan soms 2,5 meter hoog en 2 ton zwaar worden.
Ouders vervoeren ook water voor hun jongen. Wanneer de dorstige jongen op de krop van de ouder pikt, zal die water uitspuwen.
Ooievaars ‘klepperen’, waarbij ze de snavelhelften heel snel tegen elkaar slaan. Ze bewegen hierbij hun kop eerst laag naar voor, waarna ze de kop helemaal tot op de rug bewegen. Partners begroeten elkaar vaak op deze manier wanneer ze op het nest landen.
Ooievaars staan vaak op één poot, dit doen ze om de temperatuur te regelen. Als het erg koud is, verliezen ze namelijk veel warmte via hun lange poten. Om die warm te houden, stoppen ze één poot in hun veren.
Tijdens de trek vermijden ooievaars grote wateroppervlakten. Dit doen ze omdat er overdag geen thermiek boven het water is, ooievaars maken gebruik van deze thermiek om tijdens hun lange tocht zoveel mogelijk te zweven om energie te besparen. Ze wachten meestal tot de grond voldoende is opgewarmd en er thermiekbellen ontstaan, vooraleer ze opstijgen.
Bij gunstige weersomstandigheden, kunnen ooievaars 7 tot 8 uur vliegen per dag. Zo kunnen ze een maximale afstand van 500 kilometer afleggen.