Als je tot aan je knieën in het water staat, zie je vaak je tenen niet meer. Waarom is ons kustwater zo troebel? Die troebelheid hangt af van de hoeveelheid deeltjes in het water die het zonlicht verstrooien. Hoe troebeler het water, hoe minder zonlicht doordringt.

En dat bepaalt hoe goed planten of algen, voedsel voor zeedieren, groeien. Hoge troebelheid betekent dus veel deeltjes. Die deeltjes bestaan uit zand, klei, algen, bacteriën en restanten van dode organismen en schelpen.

Een overzicht van de deeltjesconcentratie in het oppervlaktewater van de Noordzee verkrijgen we door de analyse van satellietopnamen. Langs de Belgische en Nederlandse kust nemen we een duidelijke troebele band waar. In onze kustwateren zit 10 tot 300 milligram slib in een liter water, soms zelfs nog meer als hoge golven tijdens een storm slib doen opdwarrelen. Zodra je twintig kilometer van de kust af bent, daalt die concentratie naar 3 à 5 milligram slib per liter. Verder naar het westen is weer een sterke toename van troebelheid te zien in een band bij de monding van de Thames en door erosie van de krijtkust ten oosten van East Anglia, die doorloopt tot boven de Waddeneilanden. Daar komen de watermassa’s uit het Kanaal en de noordelijke Noordzee samen.

De zandige ondergrond wordt omgewoeld door de hoge stroomsnelheden en intense golfwerking

Waar komt het slib vandaan?

De slibdeeltjes zijn afkomstig uit het Franse en Belgische kustgebied, door erosie van de klifkusten en de zeebodem, maar ook van rivieren zoals de Schelde, de Maas en de Rijn en van baggerspecie die in de kustzone wordt gedumpt. Ook het zeeleven (plankton en bodemdieren) is een bron van deeltjes. In de hele Noordzee is er een grootschalig circulatiepatroon van water dat tegen de klok in gaat.

Het Kanaalwater mengt zich in de Noordzee met het Atlantische water (dat via Schotland de Noordzee in stroomt). Het water stroomt van de Engelse kust naar het zuiden, en van de Belgische en Nederlandse kust stroomt het zeewater naar het noorden. Zo verlaat het de Noordzee via de kust van Noorwegen. Door de heersende windcondities en de draaiing van de aarde wordt het water dat van de Schelde, Maas en Rijn de zee in stroomt weer tegen de kust aangedrukt, waar het in de grootschalige, noordwaartse stroming meegaat. De troebele band in onze kustzone wordt versterkt door de zogenoemde estuariene circulatie.

Zoet vs zout water

In elke riviermonding vermengen zoet en zout water zich met elkaar. Zoet water is lichter dan zout water. Daardoor ontstaat een circulatie waarbij het zoutere zeewater, met deeltjes, nabij de bodem landinwaarts stroomt en het zoetere water via de bovenlaag zeewaarts. Doordat een rivier bij de monding steeds breder én zouter wordt, neemt de stroomsnelheid af en vormen veel slibdeeltjes zwaardere vlokken. Hierdoor zakken de rivierdeeltjes naar de zoute onderlaag die tegen de stroomrichting van de rivier beweegt. Daardoor is het water in een estuarium altijd erg troebel – het wordt ook wel het troebelingsgebied of estuariene troebelheidsmaximum genoemd.

In het kustwater worden de slibdeeltjes verder verspreid. Bij rustig weer en rond de kentering van het getij (tijdstip iets na hoogwater en laagwater waarop er dus geen stroom is) zakken de slibdeeltjes naar de bodem. Door sterke vloed- of ebstroming en door de golven dwarrelen ze weer op. Tijdens een storm kan twintig tot dertig centimeter zand en slib uit de bodem tot twintig meter hoog opdwarrelen. Die slibdeeltjes gaan met het zeewater mee naar het noorden, en bij rustig weer zakken ze terug naar de bodem.

Bezoek het NAVIGO-museum online

In het Visserijmuseum komt er een potvis wonen. Het museum sluit een paar jaar de deuren, gelukkig kan je de collectie én de zalen ondertussen online bezoeken.

Is de zee altijd zo troebel geweest?

Wellicht niet, maar zeker is dat niet, want we hebben geen metingen van vroeger. Slibrijk water zoals in de Belgische kustzone ziet er vies uit, maar bevat niet meer vervuiling dan helder blauw water. In de loop der tijd is er veel veranderd in de uitstroom van de Rijn en de Maas, zoals de aanleg van de Nieuwe Waterweg, dammen en sluizen in Zuid-Holland en de Zeeuwse Delta en het uitbaggeren van vaarwegen.

(Bron: EOS Wetenschap)