De kustlijn van de Lage Landen is de laatste 2,5 miljoen jaar veel veranderd. In die tijdspanne zijn vijftig(!) ijstijdcycli gepasseerd, dat zijn afwisselingen tussen een ijstijd en een tussenijstijd. In de koude ijstijd stond de zeespiegel laag en lag de Noordzee soms helemaal droog.

Peter Dejaegher schreef hier een interessant artikel over in Eos Wetenschap.

De laatste ijstijd, met rondzwervende mammoeten en wolharige neushoorns over de droge Noordzeebodem, eindigde tienduizend jaar geleden. Bij tussenijstijden was het – net als nu – aangenaam warm. De zeespiegel stond dan relatief hoog.

Door die cycli ziet de kustlijn er telkens anders uit. Wetenschappers maken boringen op het land en in de zee om fossiele schelpen te zoeken in verschillende lagen, op verschillende dieptes. Die kennis gebruiken ze om hun vondsten preciezer te dateren. Door die boringen kan je zien of op een bepaalde plek (meer landinwaarts) een zee geweest is of niet. Zo ontdekken ze of het warmer was en de zeespiegel hoger was.

Het wordt warmer

Dat brengt ons bij de huidige klimaatverandering. De temperatuurgemiddelden in West-Europa schommelden de laatste paar miljoen jaar tussen Middellandse Zee-warm tot bijna-arctisch koud en alles wat daartussen zit. De fauna vertoont veel natuurlijke variatie van ijstijd naar tussenijstijd.

Op dit moment zitten we op het einde van een tussenijstijd. Er zou nu een overgang moeten zijn naar koudere omstandigheden. Maar in plaats daarvan worden de laatste twintig, dertig jaar steeds meer warmere soorten gevonden. Het lijkt erop dat dat komt door het ontbreken van echt extreem koude winters. De fauna begint meer en meer te lijken op die van de iets warmere tussenijstijd, het Eemiaan.

Op het oermensmenu

Fossiele schelpen leveren nog meer verrassende informatie op. Zo ontdekten paleontologen een paar jaar geleden een fossiele schelp van een half miljoen jaar oud, met krasjes aangebracht door de mens. Die vondst bewees dat de oermens intelligenter met zijn omgeving omging dan wetenschappers dachten.

De gekraste schelp was één van tweehonderd gevonden exemplaren. Een stuk of veertig van die vondsten hadden een gaatje waarmee ze waren opengemaakt. Waarschijnlijk gebruikten de oermensen daarvoor haaientanden. Ze prikten precies op de plek van een spiertje waarmee de levende schelp verlamd raakte en de kleppen openden. Daarvoor moet je de anatomie van zo’n schelp kennen. Dat intelligent gedrag leiden wetenschappers af uit die bekraste schelpen.

De oudste fossiele schelpen zijn vijftig tot zestig miljoen jaar oud. Ze komen onder meer uit de buurt van Gent en zijn meegevoerd via de oude Scheldeloop.

Heel wat schelpen zijn fossielen