Deze unieke tijdsdocumenten brengen het verhaal van onze IJslandvaarders tot leven. Stuk voor stuk geven ze een extra dimensie aan onze lokale geschiedenis.

We staan stil bij het relaas van de Koksijdse visser Charles (Karel of Carolus) Desaever (1831-1901), die op 5 juni 1880 vanuit Popeye (IJslandse baai Fáskrúðsfjörður) een bericht naar zijn vrouw stuurde.

… den staet van onze gezondheyd en wy verhopen van u het zelve. Tot nu nog toe hebben wy een goed jaar gepasseerd en wy hopen dat gij thuis ook een goeden zomer zal passeren.

Charles Desaever opende zijn brief gelukkig met goed nieuws: de voltallige bemanning van de D.29 Foi, waarop hij actief was als zouter, stelde het goed. Bovendien stelde hij in april vast dat zijn zoon Louis, visser aan boord van de Islandaise, in goede gezondheid was. In de rest van de brief vertelde Charles over de vangsten en maakte hij groeten van allerlei dorpsgenoten over aan het thuisfront. Helaas was er ook slecht nieuws:

Maer wij hebben wel staan en horen als hij gezeyd heeft dat Jowanna Boeydens dood was van de pokken (…). Wij hebben verschoten als wy hebben horen zeggen dat Charles Haelyk begraeven was in Poepeye, wij hebben zijn kruys gezien (…).

Naast het bericht dat Joanna Boeydens, de echtgenote van IJslandvaarder Walter Vilain, op 19 maart 1880 overleed aan de pokken, hakte het nieuws van het overlijden van Desaevers dorps- en leeftijdsgenoot Charles (Karel) Haelewyck er stevig in. Hij overleed op 5 mei, aan boord van de Irma, en werd begraven op het kerkhof voor Franse zeelieden in Fáskrúðsfjörður. Desaever bezocht het graf, en mijmerde verder in zijn brief:

Ge ziet ons al te gaere gezond voortgaen en ziet, der zijn der altijd die hun leeven laten, hetzy door ongelukken of door ziekte (…). Is het niet pienelijk voor eene vrouwe van nooit meer haren man te zien of kinders hunnen vader…

Haelewyck was helaas slechts één van de vele Vlaamse vissers die het leven lieten tijdens de risicovolle reizen naar IJsland. Charles Desaever zelf had meer geluk: na 26 tochten, nam hij in 1880 afscheid van de IJslandvaart. Hij spendeerde zijn oude dag in de Hoge Blekkerwijk in Koksijde, hij overleed in 1901.