De IJslandvisserij is een verhaal van zwoegen, beulen, afzien in weer en wind, vechten tegen schuim en zware zee. Een verhaal vol heroïek maar ook barstensvol ellende en bittere armoede. Al jarenlang zijn de ijslandvissers onderwerp van lokale literatuurstudies, zo ook in Biekorf. Ben je IJslandvaart-dummie, maar wil je uitgroeien tot expert? Lees dan vooral verder.

Ze vertrokken in maart en keerden pas terug in het najaar met tonnen vol kabeljauw in het zout. Vijf, zes maanden op zee in mensonterende omstandigheden. Met een lijn in de hand visten ze uren na elkaar, tijdens de wintermaanden in dagen vol nacht, tijdens de zomermaanden in nachten met eindeloos veel licht.

De laatste IJslandvaarders van Koksijde kregen in 1962 aandacht in Biekorf. Auteurs Johan Coenraad Altorffer en Jacques Beun maakten er een tekst over de stoet van de Zeewijding, de Eeuwige Kruier en Babbe Roere met extra aandacht voor "de drie laatsten van Koksijde."

Nog meer weetjes over de IJslandvaarders

  • De Hoge Blekkerwijk en de aansluitende Westduinen van Oostduinkerke waren een gesloten agrarisch gebied waar omstreeks 1880 zo’n vijftigtal huizen lagen. Daarvan waren er twintig tweewoonsten. De Hoge Blekkerwijk en de Westduinen herbergden in 1892 nog 22 IJslandvaarders. Ook in de zuidelijke, aangrenzende wijken Galloper (grondgebied Koksijde) en wijk Zevekote (Oostduinkerke) leefden er omstreeks 1880 twintig vissersgezinnen. (Bron: Onze IJslandvaarders, deel 2, p. 542). Vroeger vond je daar nog de restanten van terug. Dat is ook de reden dat je op sommige plekken in de duinen fruitbomen (appel- en perenbomen en notelaars) terugvindt en ook klein fruit zoals aal- en kruisbessen.
  • Aan 1,30 hectare land had een gezin genoeg om te overleven: hooi, aardappelen (de dunepatatjes), gerst en rogge. Ze kweekten rogge omdat die soort goed groeide in zandgrond (IJslandvaarders aten doorgaans roggebrood). Tarwe was een luxeproduct en moesten ze aankopen. Gerst werd gebruikt om de dieren te voederen, meestal varkens en geiten. Met het spaargeld dat een goede IJslandreis opbracht, kon zelfs een koetje aangekocht worden. Een jonge koe (vaars) kostte omstreeks 1860 al gauw 160 fr.
  • Naast tarwemeel konden de gezinnen ook niet zelf voorzien in suiker (om confituur te maken), turf (brandstof) en zout (om vis te pekelen). Die producten moesten ze aankopen. IJslandvaarders waren ook allemaal strandvissers, net als hun vrouwen. De vrouwen kruiden ook op garnalen (te voet).

Aan 1,30 hectare land had een gezin genoeg om te overleven

  • De IJslandvaart was een exclusieve mannenzaak. Johan Ballegeer schreef met Geen meiden aan boord een fictieboek over een meisje dat aan boord van een IJslandvaarder sloop, maar dat boek berust niet op waargebeurde feiten.
  • IJslandvaarders droegen een baard, maar geen snor. Ze scheerden hun snor of omdat ze geen pijpen konden roken met een lange steel door de felle wind op het dek van een schip, maar met een korte pijp vloog hun snor in brand: vandaar scheren.
  • Heel wat schepen voeren onder Franse vlag (vanuit Duinkerke), maar de kapiteins spraken een aardig mondje Vlaams. Elkaar verstaan aan boord was dus geen probleem.
  • Een parteschipje (een kustvaartuig dat verschillende families samen aankochten) kostte 1.000 frank. Daarmee konden ze een paar mijl buiten de kust varen en vissen op pladijs, rog en tong. Je eigen baas zijn, dat was een droom voor de IJslandvaarder.

Tijdslijn

  • in de 17e eeuw was er voor het eerst sprake van IJslandvaarders
  • Met zeilschepen duurde de vaart zes maanden, van het voorjaar tot het einde van de zomer. De laatste Vlaamse IJslandvaarder was Jerome Bonte, hij overleed op 95-jarige leeftijd. Hij deed drie reizen van zes maanden en overleed in 1979.
  • Rond 1935 telde België 250 gemotoriseerde treilers voor de IJslandvaart.
  • Er gingen tal van schepen verloren. Vanaf 1945 lieten 49 vissers het leven in de IJslandse wateren, waarvan er 23 door golven overboord werden gesleurd.
  • Tot het begin van de 20e eeuw trokken vele mannen van onze Westkust naar Duinkerke om er aan te monsteren op de zeilschepen die naar IJsland voeren.