Onze golf bestaat net tien jaar en kan uitstekende cijfers voorleggen. Per jaar spelen er meer dan 10.000 golfers, er zijn 1.400 abonnees en meer dan 200 jeugdspelers.

Het terrein in Oostduinkerke is de nummer één in Vlaanderen en top-drie in België (in de ranking van golf courses, red.) op vlak van onderhoud, voorzieningen, clubhuis, prijs-kwaliteitverhouding, gastvrijheid en ligging. De ambitie is om in de top-honderd van Europa te geraken.

Twee keer achttien holes

Het terrein bestaat uit een driving range waar nieuwe spelers oefenen, een short course met negen holes en een championship course met achttien holes. Door het succes is uitbreiding noodzakelijk. De gemeente kocht hiervoor 25 hectare aan om een uitbreiding met negen holes te realiseren. Als de alles achter de rug is, zijn er twee courses met achttien holes.

Koksijde Golf ter Hille

Ken je het verhaal van de Duivelsput?

Zo’n duivelsput of grondeloze put was een fenomeen dat bekend was op veel plekken in Vlaanderen. Het waren meestal oude drenkputten, moerassige plaatsen waarover werd gezegd dat alles wat je erin gooide, diep weg zonk. Veel dorpen hebben hun duivelsverhalen en die waren erg kleurrijk. Ook in Oostduinkerke lag er een duivelsput op het Hof ter Hille, ooit een middeleeuwse domeinhoeve van de cisterciënzerabdij O.L.V. Ten Duinen. Lees het verhaal op www.tij-dingen/tweederesidenten

Wat gebeurde er lang, heel lang geleden op die hofstee?

Een edelman en zijn vrouw waren op weg naar ‘t hof ter Hille. Er brak een zwaar onweer uit, waardoor de koetsier wat heviger mende en één van de wielen van de koets draaide. De koetsier slaagde erin het wiel te bevestigen en bedankte God daarvoor. De edelman reageerde bits dat God daar niets mee te maken had. Daarop brak een nog veel heviger onweer uit waarop de paarden vooruitschoten en samen met de koets, de edelman en zijn vrouw verdwenen in een donkere, bodemloze poel. De koetsier zag het gebeuren en het enige wat hij nog kon doen, was een kruisteken maken.

Dit volksverhaal is een oude sage, voor het eerst opgeschreven in de 16e eeuw, door Jacob de Meyer in zijn Kroniek van Vlaanderen. Het verhaal werd overgenomen door Carolus de Visch in zijn historische kroniek over de Duinenabdij (gepubliceerd in 1660). In een kaartboek van de abdij uit 1645 staat de poel zelfs getekend als een blauwe vierkantige vlek.